Vliegende Shetland-hommel

Na de vertrekkende/vluchtende boze egels vonden de koolmezen het ook wel welletjes in het vogelhuisje bij het keukenraam. Met als gevolg hebben ook zij de stille aftocht geblazen. Het viel hen blijkbaar nogal tegen dat man Peter zo rond drie/vier uur ‘s nachts het licht aan knalt om zijn broodnodige koffie te zetten voor de werkdag begint met de ontbijtservice.
Beteuterd staar ik naar het lege huisje en zie dat de kinders twee enorme bergen vogelzaad, voor mijn gasten alleen het beste, neer hebben gelegd. Waardoor nu twee musjes zich een gewichtsprobleem aan het eten zijn.
Eén lichtpuntje: De koolmezen hebben het overleefd en zijn in goede staat vertrokken. Beter, want met al die te redden beestjes begint de tuin ieder seizoen meer op een massagraf te lijken.
De getimmerde kruisjes, waxinelichtjes en briefjes met ‘rust zacht’ zijn hier niet aan te slepen. Daar was de emmer kikkervisjes.
Waar na één nacht goede zorgen van dochter Sophie de één na de ander niet meer naar beneden te drukken was. Plop, kwamen ze weer ondersteboven weer aan het oppervlak bovendrijven. Tranen en bovendien een schuldgevoel vochten om de eerste plek bij mijn meisje. Maar dat gaf ze echter niet zo snel op. Vervolgens bij de tweede poging produceerde ze, na iedere dag vers slootwater, zowaar vier echte kikkers.
Er werd een veilig onderkomen gecreëerd maar dat mocht niet baten. Na een hartverscheurende schreeuw, een gebroken hart en een zee aan tranen was ook de laatste Kick de kikker van ons heengegaan. Hup, de grond in naast Cor de tor uit het bos, Jack de hagedis uit de kelder en later het egeltje uit de voortuin.
Daar ging de telefoon, zoon Stijn, op de fiets onderweg van school naar huis : “Mam , ik heb een suffe hommel”. Nu had ik net hier gelezen hoe je hommels moet redden met suikerwater op een lepel. Om die reden stond ik te popelen deze kennis in praktijk te brengen. TO THE RESQUE!!
Ik sla mijn Supermom-cape om en vlieg gewapend met lepel en suikerwater naar het fietspad. Daar kwam jongen met hommel aan. Zonder hommel, die sliep ofzo want eenmaal opgetild vloog ie vrolijk weg, verdeurie, gemiste kans!
Haah! De volgende dag komt dochter Sop met handen als een kommetje met een bewusteloze brombeer, formaat Shetland-hommel. Herkansing en loop al geroutineerd voor de eerste hulp. Pak vervolgens deze keer een grote lepel met wat honing, ook lekker toch?
Ik pak hem voorzichtig op en zet ‘m op de lepel alwaar hij direct het plasje plakkerige honing in rolt. Ik besef me stante pede dat honing wellicht tóch niet zo’n geweldig idee was. Met als gevolg dat zijn olijke toet, zijn niet bewegende pootjes en oh ramp, zijn ene vleugeltje onder zitten.
Ik vraag me af of zo’n beestje zichzelf kan wassen want met vliegen wordt het niks zo. Ik laat niks merken van mijn zorgen aan het meisje en kan mezelf wel voor mijn kop slaan. En zo kan het gebeuren dat wij zeker minuten vijftien geagiteerd naar een dooie hommel aan het staren zijn.
In een fractie van een seconde komt een compleet scala aan emoties voorbij als schuldgevoel, schaamte voor mijn domheid om honing te pakken, de vrees voor de teleurstelling of verwijten van het meisje. Angst voor een spartelende hommel in doodsnood want zijn linkerpootje plakt inmiddels aan zijn rechter vleugeltje. Samenvattend, dat alles voor een knetterdode hommel. Hoeveel kan een mensenbrein dragen?
Oké, aan lijst toevoegen:
Egels géén melk
Koolmeesjes géén Wasabinootjes
Hommels géén honing